Wensen

‘Leer te wensen dat alles precies verloopt, zoals het doet’. Een uitspraak die je tegenwoordig je kop kan kosten. Gelukkig is ‘ie niet van mij, maar van de Griekse filosoof Epicurus die deze oneliner tweehonderd jaar voor Christus al bedacht.
Ik kwam hem tegen bij het lezen van een column van Annemiek Schrijver. Zij presenteert levensbeschouwelijke programma’s. Onder andere  ‘De Verwondering’.

Als je er goed over nadenkt, is dit precies het leven zoals het is bedoeld.
Vooral de dagen op de zorgboerderij laat ik alles maar gebeuren en geniet ik van al die lieve mensen om mij heen. Wel structuur met koffiedrinken, wandelen of fietsen. Maar verder laat ik het gewoon gebeuren en ga ik aan het eind van de middag weer met een blij en voldaan gevoel naar huis.
En kijk ik alweer uit naar de volgende boerderijdag!
Aan mensen die nog steeds een verkeerd beeld van dagbesteding hebben – en denken: daar zitten alleen maar demente en in zichzelf gekeerde mensen – zou ik willen zeggen:
‘Leer te wensen dat alles precies verloopt, zoals het doet!’


Communicatie

Ik heb ooit voor een opleiding een boek moeten lezen getiteld: De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Ik ben nu eenmaal een mensenmens en voel me gelukkig als ik mensen blij kan maken. Mijn hart maakt als het ware een sprongetje. En helemaal als je wat terugkrijgt van mensen. Vooral als een medebezoeker die stokdoof is en behoorlijk in zijn dementie zit met je wil communiceren. Gewoon, omdat diegene dat prettig vindt. Ik ga daar dan ook serieus mee om. En dan ineens neemt het gesprek een hele andere wending. Iemand van dik in de tachtig zegt: ‘Mijn vader is gister overleden, maar mijn moeder leeft gelukkig nog.’ Ik laat mijn gevoel reflecteren en zeg: ‘Oh, wat erg voor u.’ Maar hij praat er alweer overheen en vraagt of ik ook tuinder ben geweest. ‘Nee’, zeg ik. Maar ineens is zijn interesse gewekt en vraagt wat ik vroeger dan wel heb gedaan. Dus ik denk: laat ik het niet te moeilijk maken en schreeuw (want anders hoort hij het niet) ‘buschauffeur’. Hij antwoordt: ‘Wat zeg je? Priester?’ Ik schiet in de lach en mijn dag kan niet meer stuk op de zorgboerderij. ‘Het is hier fantastisch!’ zou Ursul de Geer hebben gezegd.


Bijzondere dag

Het is vandaag woensdag en bijna 10.00 uur in de ochtend. Wij worden als bezoekers weer eens met de taxi naar de zorgboerderij gebracht. Het lijkt op een zelfde woensdag als altijd, of toch niet? De twijfel slaat weer eens toe. Meedogenloos. Voor het gemak noem ik het maar ‘meneer of mevrouw Alzheimer’. Wat doet het er eigenlijk toe of het een meneer of mevrouw is? Het is aanwezig. Klaar! Ik word opstandig. Er is iets bijzonders met deze dag, maar ik weet het niet. In mijn hoofd zit zand en ik kan niet meer nadenken.

En dan zijn er ineens de begeleiders of vrijwilligers. Zij begrijpen de onmacht in ons hoofd. Het is immers hun vakgebied. Zij hebben die arm die nodig is om onze schouder; of het juiste woord voor ons. Zij bewegen met ons mee. Linksom of rechtsom of desnoods dwars door het midden. Troostende woorden helen en dat weten zij als geen ander.

Ineens weet ik weer: het is vandaag mijn trouwdag. Of toch niet? Even daarna ben ik het alweer kwijt. Ik lach weer en heb het naar mijn zin. Aan het einde van de dag neem ik afscheid van mijn familie. Want zo voelt het!